Huurinkomsten worden wel degelijk (zwaar) belast
In De Standaard verscheen onlangs een artikel met als titel ‘Wie zegt dat huurinkomsten niet worden belast, vertelt niet de waarheid, of toch niet de volledige waarheid’.
Als vereniging die de belangen van vastgoedeigenaars verdedigt, hebben wij deze stelling met kracht bijgetreden.
Verhuurders zijn geen rijke burgers die gewoon achteroverleunen terwijl de centen elke maand binnenstromen, inkomsten waarop – zo wordt beweerd – geen enkele afdracht gebeurt.
Onroerend inkomen wordt wel degelijk belast. Bij aankoop van een gebouw om te verhuren worden de centen – meestal afkomstig uit beroepsinkomen, dat al eens werd belast in de personenbelasting aan de schijf van 50 %, vermeerderd met de gemeentelijke opcentiemen – onderworpen aan 12 procent registratierechten. Op de facturen van werken wordt er BTW aangerekend.
Jaarlijks is er de onroerende voorheffing en moet het kadastraal inkomen worden aangegeven in de personenbelasting. Het onroerend inkomen wordt toegevoegd aan de andere inkomsten en belast aan de hoogste schijf, eveneens verhoogd met de gemeentelijke opcentiemen.
Bij overdracht naar de volgende generatie zijn ofwel schenkings- ofwel successierechten verschuldigd.
Een heel ander verhaal bij roerende waarden. Zo dient er bij aankoop van aandelen 0,35 procent beurstaks betaald te worden en op de inkomsten uit beleggingen 30% roerende voorheffing. Overdracht van het roerend patrimonium in rechte lijn kan aan het vlak tarief van 3% – of als men het geluk heeft de schenking met 3/5 jaar te overleven, zelfs gratis.
Er bestaat inderdaad en groot onevenwicht op het vlak van belasting tussen roerend en onroerend inkomen, maar dan wel in het nadeel van het laatste.